Al mijn stokken zijn zelfgemaakt en van sleedoornhout uit Langbroek. Een goede sleedoorn stok krijg je pas na jaren. Om te beginnen water ik het hout een half jaar. De stokken gaan vervolgens voor tenminste drie jaar de schuur in om te drogen. Dan pas komt de bewerking. Eerst gaan de dorens er af en wordt het hout tot een rechte stok gebogen. De bast laat ik er aan zitten; die heeft een prachtige bruin-blauwe kleur. De handvatten worden dan op de stok gezet. Een strakke verbinding komt er erg op aan. De stokken en eikenhouten handvatten krijgen verder meerdere lagen olie die voor een een zijden glans zorgen.
Het snijden van sleedoornhout is een lastige klus. Voor hout dat tot een rechte stok gebogen kan worden, moet je diep het dichte sleedoorn struweel in. Dat is des te lastiger aangezien aan sleedoorn lelijke stekels zitten; veel langer dan die van meidoorn. Sleedoornhout van voldoende lengte om een schietstok van te maken is moeilijk te vinden. Vandaar het prijskaartje van een schietstok waar je niet te sterk voorover gebogen voor hoeft te staan.
Het snijden van sleedoornhout is voor in de winter na de eerste stevige vorst, wanneer de bessen pas te plukken zijn als je deze wil gebruiken om een drankje mee te maken. Van die bessen wordt sloe gin gemaakt, en in Bohemen en Transsylvanië sligovich. Eind februari moet het snijden al weer stoppen. Sleedoorn is een vroege bloeier. Vandaar dat de bloesem ook wel 'voorjaarssneeuw' wordt genoemd.
Stokken maken heb ik mijzelf aangeleerd. Ik begon er mee toen wij in Langbroek kwamen te wonen. Eens was Langbroek moeras, en in de grienden blijft het nog uitkijken geblazen; een veldstok helpt om niet uit te glijden. Mijn stokken bleken een succes bij familie en vrienden. Toen ik ook om stokken gevraagd begon te worden, ging ik op cursus bij een stickmaker in Schotland voor de fijnere kneepjes. Het blijft een hobby.